Februari 2023, door Sober Khowja
I Ontevreden en onvoldaan gevoel
Op 9 februari 2023 was de zitting inzake de bestuurlijke boete van Rob voor het off-label (buiten de geregistreerde indicatie) voorschrijven van hydroxychloroquine (HCQ) en ivermectine (IVM) voor de coronapatiënten. Na de zitting had ik een ontevreden en onvoldaan gevoel aan overgehouden. Voor de mensen die Rob steunen en niet bij de zitting aanwezig konden zijn, hier volgt mijn persoonlijke reflectie op de zitting. In essentie doe ik het voor mijzelf om dat gevoel te verwerken. Voordat ik op dat gevoel inga, eerst wat achtergrond hoe de zitting er aan toe ging.
II Waar ging de zitting over?
Iets na 11 uur begon de behandeling van de zaak. Korte en meest relevante feiten en omstandigheden:
- De Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft bij het nieuwsbericht[1] van 25 maart 2021 kenbaar gemaakt dat het de artsen verboden is om HCQ voor te schrijven ter behandeling van Covid-19 op straffe van een boete die tot maximaal 150.000 euro kan oplopen;
- Op 12 augustus 2021 heeft IGJ namens de minister van VWS (MVWS) een boete opgelegd van 3.000 euro voor het voorschrijven van HCQ en IVM. Dit zou in strijd zijn met artikel 68 van de Geneesmiddelenwet (Gnw);
- Artikel 68 Gnw, eerste lid[2]:
[Het buiten de door het College geregistreerde indicaties voorschrijven van geneesmiddelen is alleen geoorloofd wanneer daarover binnen de beroepsgroep protocollen of standaarden zijn ontwikkeld. Als de protocollen en standaarden nog in ontwikkeling zijn, is overleg tussen de behandelend arts en apotheker noodzakelijk.]
- Bij besluit van 10 maart 2022 heeft de MVWS het bezwaar van Rob ongegrond verklaard en de boete gehandhaafd. Tegen dit besluit is op 21 juni 2022 beroep bij de rechtbank Limburg ingediend.
Bij binnenkomst in de rechtszaal A2 in de Roermondse rechtbank zaten drie rechters klaar (meervoudige kamer): twee vrouwelijke en een mannelijke rechter. De laatste genoemde rechter heeft geen woord tijdens de zitting gezegd, hij zat wel met volle aandacht de zitting te volgen. Helemaal rechts zat ook nog een griffier.
III Pleidooi IGJ
Na inleidende en procedurele opmerkingen van de voorzittende rechter heeft IGJ namens MVWS een pleidooi gehouden dat Rob deze geneesmiddelen niet mocht voor-schrijven. Zijn handeling viel niet onder de uitzonderingsbepaling van artikel 68 van Gnw (off-label gebruik) want de hoofdregel van de Gnw dient strikt toegepast en gehanteerd te worden. Er waren geen standaarden en protocollen die het (off-label gebruik) toestonden, sterker nog er waren standaarden en protocollen (van NHG en SWAB) die het juist afraadden, en er was geen overleg met de apotheker op het patiënt-niveau gevoerd.
Verder heeft de IGJ vertegenwoordigster aangegeven dat tegen de tuchtuitspraak van het Regionaal Tuchtcollege te Den Bosch van 18 november 2022 hoger beroep is ingediend. Dit omdat de onderbouwing en uitleg van het tuchtcollege over de toe-passing van artikel 68 Gnw (in het licht van de beroepsnormen voor artsen) onjuist zouden zijn.
[Tuchtcollege, bestaande uit een vijftal leden – drie huisartsen en twee gezondheidsrecht jurist, heeft kort gezegd bepaald dat de tuchtklacht onderdeel inzake artikel 68 Gnw door Rob is niet overtreden omdat 1. De standaarden waar IGJ naar verwijst kunnen zich niet als standaard in het licht van artikel 68 Gnw kwalificeren en 2. Rob heeft overleg met de apotheker gevoerd omdat in de bepaling is niet nader bepaald hoe en in welke vorm overleg met de apotheker dient plaats te vinden.]
IV De vraag over standaarden en protocollen
De voorzitter had vervolgens een paar vragen aan IGJ en mij over hoe en wat verstaan wij onder standaarden en protocollen in de zin van artikel 68 Gnw. Met name of Rob en ik de standaarden en protocollen die Rob heeft gebruikt bij het off-label voor-schrijven wel of niet zich achter artikel 68 Gnw scharen.
Mijn primair argument was: ja wel, het waren protocollen die in ontwikkeling waren en daarom heeft Rob overleg met de apotheker gevoerd (zodat volledig aan de voorwaarden van artikel 68 Gnw is voldaan). Ik heb in dit verband aangegeven dat Rob een held is. Waarom? Omdat op een dag een patiënt in de leeftijd met een laag saturatiewaarde[3] per se niet naar het ziekenhuis wilde. Via een kennis heeft Rob van het Zelenko protocol vernomen. Na een literatuuronderzoek en overleg met eigen apotheker is toen een lokaal ad-hoc protocol en dosering gemaakt. Dit uiteraard tegen achtergrond dat het een ‘oorlogssituatie’ was – wat betreft COVID-19.
De betreffende coronapatiënt zat vervolgens na 4 behandeldagen aan de ontbijttafel zonder klachten. Deze behandeling met HCQ is nog 9 keer succesvol herhaald met vergelijkbare resultaten. In zijn enthousiasme over de resultaten uit zijn eigen praktijk heeft hij voor de lokale krant en zender een interview gegeven. Waarom? Om kennis en ervaring te delen. Maar toen kwam de Inspectie optreden. Er volgde wat gesprekken. Aanvankelijk stopte Rob met het voorschrijven totdat de 11de patiënt zich aandiende. Deze patiënt is uiteindelijk naar het ziekenhuis verwezen waar de patiënt na een aantal dagen kwam te overlijden.
Subsidiair heb ik aangegeven dat de standaarden en protocollen, die ter onderbouwing van de boete gebruikt zijn, zich op basis van de tuchtuitspraak van 18 november 2022 niet als standaarden en protocollen in de zin van artikel 68 Gnw kunnen kwalificeren.
Na deze uitleg stelde vervolgens de vrouwelijke rechter, die rechts van de voorzitter zat, de vraag aan IGJ of in artikel 68 Gnw alleen maar Nederlandse standaarden en protocollen behelst. Na wat er omheen draaien van de Inspectie vertegenwoordiger (hoe internationale onderzoeken in de HNG en SWAB standaarden en adviezen vertaald worden) is toch toegegeven dat het in beginsel inderdaad om de Nederlandse standaarden dient te gaan. Sommige internationale standaarden zouden ook onder de werking van artikel 68 Gnw kunnen vallen.
[Nadere onderbouwing van deze stelling ontbrak in zijn geheel en de rechter heeft hier genoegen mee genomen, en de zitting ging verder].
V Ne bis in idem beginsel ofwel niet twee keer straffen voor hetzelfde vergrijp
Toen vroeg de rechter (voorzitter) mij waarom hier sprake zou zijn van een strijdigheid met het ne-bis-in-idem beginsel. (Omdat de bestuurlijke boete is onderworpen aan strafrechtelijke waarborgen.) Ik heb aangegeven dat een en hetzelfde rapport en onderzoek is gebruikt om eerst een boete op te leggen op grond van artikel 68 Gnw en daarna voor precies dezelfde feiten en eveneens voor artikel 68 Gnw een tuchtklacht in te dienen. Een en dezelfde constatering (daad) is reeds door IGJ via het bestreden boetebesluit gesanctioneerd en er is voor precies hetzelfde feitencomplex een tuchtklacht (klachtonderdeel 1) bij het tuchtcollege ingediend. Op grond van artikel 48 van de Wet BIG kan Rob bij het tuchtcollege voor precies dezelfde ‘overtreding’ bestraft worden. De tuchtrechter kan hierbij waarschuwen, maar ook een geldboete van ten hoogste 4.500 euro opleggen, eiser schorsen, gedeeltelijk ontzeggen van de bevoegdheid, doorhalen van de inschrijving dan wel binden aan bijzondere voorwaarden tijdens beroepsuitoefening. Geldboete opleggen alsmede schorsing, ontzegging en doorhaling van de inschrijving kwalificeren zich naar hun aard als ‘bestraffende’ sancties ofwel maatregelen.
IGJ heeft aangegeven dat tuchtrecht en boeterecht twee verschillende doelen nastreven en dat dit ook in de tuchtrechtspraak is aanvaard dat het doel van het tuchtrecht is niet bestraffen maar de kwaliteit van de zorgverlening te waarborgen. Bovendien legt het tuchtcollege bijna nooit een boete op. Dat laatste kan uiteraard nooit een valide argument opleveren. Want het gaat niet alleen om wat het tucht-college afgelopen jaren aan maatregelen heeft opgelegd. Maar om de bevoegdheid en de mogelijkheid om tot een boeteoplegging te kunnen overgaan.
Voor Rob maakt het helemaal niks uit met welk doel en op grond van welke wetten hij voor één en hetzelfde dossier twee keer op de pijnbank moet. Dat telt, de rest is een (procedurele) bijzaak voor Rob.
VI De vraag over evenredigheid van de wettelijke bepalingen (bestuursrecht en tucht/civieelrecht)
Daarna stelde de rechter (voorzitter) mij de vraag waarom artikel 68 Gnw aan wettelijke evenredigheidstoets van artikel 3:4 Algemene wet bestuursrecht (Awb)[4] getoetst zou moeten worden tegen het licht van de beroepsnorm van ‘de redelijke bekwame en redelijk handelende huisarts’ op grond van de Wet BIG en de bepalingen van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO, ex artikelen 7:446 – 7:468 BW – ofwel tucht- civielrechtelijk beroepsnorm), nu artikel 120 Grondwet een wettelijke toetsingsverbod omvat. Opeens kwam ik niet uit mijn woor-den, ik had even een adempauze nodig. Fijn dat de voorzitter mij even die ruimte gunde.
Ik had in mijn bewuste strijdplan voor tijdens de zitting hier pas helemaal aan het einde rekening mee gehouden, en niet in de derde vraag meteen naar de slotfase van de zitting gaan. Deze vraag overviel mij. Na een paar tellen heb ik mij herpakt en verwezen naar het beroepschrift waar ik gesteld heb dat artikel 68 Gnw in strijd met de tucht/civielrechtelijk norm (prescriptievrijheid van arts) is. Dit omdat de prescriptie-vrijheid van arts is ruimer en gaat verder en dieper dan hetgeen in artikel 68 Gnw is bepaald. Bovendien is het off-label gebruik al sinds 1999 door het Centrale Tucht-college bevestigd, lang voordat artikel 68 Gnw op 29 december 2018 beboetbaar is gesteld[5].
[Artikel 68 Gnw brengt een onevenredige inbreuk in de prescriptievrijheid van arts. Bij het voorschrijven van medicatie, ook off-label gebruik, treedt een individuele en contractuele relatie tussen patiënt en arts. Het is niet evenredig en proportioneel om de handhavingsbevoegdheid te gebruiken om op grote schaal alle (huis)artsen een dictaat op straffe van een boete van 150.000 euro op te leggen. Wat de facto op totaalverbod neerkomt – omdat in standaarden van de Nederlandse beroepsgroepen worden de middelen HCQ en IVM bij corona afgeraden (in richtlijnen en standaarden zullen nooit woorden als ‘verboden’ of ‘niet toegestaan’ staan, immers uit de tuchtrechtspraak volgt dat standaarden en protocollen geen dwingend karakter hebben). Overigens blijken HCQ en IVM uit de vele wetenschappelijke data en studies effectiever maar bovenal veel goedkoper dan alle andere middelen tegen corona[6].]
MVWS en IGJ bepalen op deze wijze hoe alle huisartsen in hun individuele patiëntenzorg dienen te handelen of juist niet-te-handelen! Dit is een evidente en zuivere vorm van misbruik van bevoegdheid.
[IGJ en MVWS komt niet het recht toe om op de stoel van de wetgever te gaan zitten en achteraf verfijnd en beleidsmatig een geheel nieuwe draai aan de bepaling van artikel 68 Gnw te geven. IGJ stelde dat slechts mag worden uitgegaan van de Nederlandse beroepsgroep die IGJ (kennelijk) zelf aanwijst. Dit zonder nadere onderbouwing. Door het innemen van het standpunt van IGJ wat wel en niet onder protocol, standaard en beroepsgroep moet worden verstaan en daarmee voor artsen te bepalen aan welke protocollen zij opvolging dienen te geven op straffe van een boete, legt IGJ feitelijk artsen bindende voorschriften op.
IGJ gaat er aan voorbij dat de door hen aangehaalde protocollen niet bindende richtlijnen zijn. Dat deze protocollen middelen waarvan de werkzaamheid tegen COVID niet is aangetoond, ontraden, maakt niet dat een arts die een dergelijk middel vervolgens onder persoonlijke en individuele omstandigheden wel voorschrijft, niet als redelijk handelend en bekwaam arts handelt.
Een andere uitleg zou immers tot gevolg hebben dat de Inspectie artsen middels de door haar aangehaalde protocol dicteert hoe zij dienen te handelen. Een dergelijke uitleg staat haaks op de het Methadonbrief-arrest van de Hoge Raad van 27 juni 1986, ECLI:NL:PHR:1986:AC9460, NJ 1987, 898 waarin de rechter juist heeft bepaald dat de hoofd-inspecteurs voor de volksgezondheid niet de bevoegdheid bezitten om artsen bindende voorschriften op te leggen.]
Deze boetezaak is een exemplarisch voorbeeld van. IGJ heeft tussen maart en juni 2021 diverse gesprekken met Rob gevoerd om aan te geven dat hij in strijd met de wet handelde als hij HCQ bij coronapatiënten zou blijven voorschrijven. En Rob zou Rob niet zijn om toch door te vragen waarom niet? Uit mijn eigen ervaring zie ik goede resultaten, zei Rob. Hoe komen dan die standaarden tot stand en welke beroeps-groep(en) moet(en) het zijn?
[Basale en valide vragen. Rob wilde een wat groter onderzoek opzetten om de effectiviteit van zijn behandeling te meten. Er waren andere artsen, onderzoekers, patiënten en geld voor onderzoek beschikbaar. IGJ gaf niet thuis! IGJ zei dat zij hier niet over gaan hoe standaarden en protocollen tot stand komen, hiervoor moet Rob bij het NHG en de SWAB zijn. En toen eindmaart 2021 door IGJ gepubliceerd werd dat artsen tot 150.000 euro boete zouden krijgen, is iedereen afgehaakt om nog maar enig onderzoek in die richting op te zetten. En deze publicatie doet haar stille werking en heeft effect tot op de dag van vandaag.]
De wetgever heeft aldus verzuimd om wetgeving over de prescriptievrijheid in lijn en consistentie met elkaar te brengen, hierdoor kon IGJ haar gang gaan met alle gevolgen voor Rob en zijn gezin!
Artikel 68 Gnw is middels het amendement van de Tweede Kamer tot stand gekomen met als doel om slecht off-label gebruik te voorkomen. Nergens uit de wetgeving en of andere parlementaire stukken blijkt wat hierin de overwegingen en afwegingen zijn geweest.
Met als gevolg dat in strijd met het fundament van ons Trias politica systeem gehandeld wordt – deze zaak is de bevestiging ervan.
[Politieke visie, ambities en wensen over het Covid-beleid zijn te grote krachten gebleken waardoor de Inspectie als een loslopend buldog het leven van Rob en zijn gezin tot Inspectie-hel hebben gemaakt. Na de publicatie in maart 2021 over het beboeten van artsen, is Rob het voorbeeld voor alle huisartsen geworden – met een kijk hier arts! als je tegenstribbelt dan maken wij je leven zuur-boodschap.
Daarna volgde een tuchtklacht met vier klachtonderdelen, met het eerste klachtonderdeel over artikel 68 Gnw, maar ook over: de inmenging in de behandeling tussen een patiënt en een arts; vaccinatieformulier laten ondertekenen en zich feitelijk onjuist uitlaten in sociaal media (arts heeft een voorbeeld functie). Vanwege niet goed vastleggen van zijn patiëntdossier (norm uit Burgerlijke wetboek) bij off-label voorschrijven en uitlatingen in de sociale media heeft Rob berisping gekregen. Met andere woorden IGJ is enkel in haar laatste klachtonderdeel volledig in het gelijk gesteld, en deels voor het eerste klachtonderdeel vanwege zorgplicht inzake patiëntendossier. En de Inspectie liet niet los. Er kwamen nog meer inspecties en onaangekondigde bezoeken (vooral gedurende griepprikweken, wanneer het extra druk is in de praktijk), wat tot veel onrust en zorgen niet alleen bij Rob en zijn gezin maar ook onder personeel bracht. Hierdoor zijn zelfs medewerkers van uit de huisartspraktijk vertrokken en is de partner van Rob noodgedwongen gestopt met haar eigen praktijk. Dit was pas het begin, bleek later. Een tweede tuchtklacht volgde vrij snel na elkaar voor het ten onrechte afgeven van QR-codes. Inspectie heeft waarschijnlijk een interne Elens team opgezet om met alle wetten en bevoegdheden bij hem toe te passen. Een soort vernieuwd lik-op-stuk handhaving. Want voor de boeteoplegging is er een procedureel juridisch trucje toegepast en de naam van Rob is letterlijk ‘zwart’ gemaakt.
Het onderzoekrapport dat als basis voor de eerste tuchtklacht diende is eveneens gebruikt om een Wkkgz aantekening[7] bij Rob voor vijf jaar te registreren (zorgwerkgevers kunnen een van de registers raadplegen om na te gaan of iemand ooit een aantekening heeft gehad). De registratie is niet appellabel.]
IGJ probeerde te betogen dat er is weldegelijk goed over beiden wetgevingen nagedacht is. Gelukkig bleef de voorzitter scherp en vroeg aan de vertegenwoordiger van de minister waar het dan precies uit zou blijken. IGJ kon dat niet aangeven. Mijn eerste gedachte hierbij was meteen – griffier check!
Maar dat was het dan, de zitting kwam ten einde (vragen waren op en de uitgetrokken uur voor de zitting was kennelijk voorbij). Rob mocht nog het laatste woord doen. Dat heeft hij goed, rustig en met gevoel gedaan. Rob heeft uitgelegd dat hij altijd de eed van Hippocrates volgt, altijd! Want het gaat om de patiënt voor hem. En de best mogelijk behandeling voor hem of haar op dat moment gezien de toestand en bij-zondere kenmerken van een patiënt. De aandacht in de zaak van Rob heeft gelijkgestemde artsen net als Rob bij elkaar gebracht – een nieuwe vereniging werd een feit. De artsen hebben inmiddels 4.000 patiënten met HCQ en IVM geholpen, zonder complicaties of bijwerkingen. Hier tegen is de Inspectie ook begonnen met beboeten (tot nu toe aan 78.000 euro aan boetes opgelegd). Dit ondanks het feit dat verreweg de meesten patiënten enorm dankbaar zijn voor snel en goed herstel. Rob kreeg en krijgt heel veel steunbetuigingen uit heel Nederland. Dit houdt hem persoonlijk op de been om deze en andere juridische strijden voort te zetten.
[Zelfs zijn google reviews spreken voor hem[8].]
VI Wat is het probleem zou je zeggen
Het beroepschrift en aanvullend beroepschrift tellen samen 29 kantjes met tucht-rechtelijke uitspraken, Hoge Raad arresten en geneeskundige jurisprudentie-artikelen. Tijdens de zitting hebben wij met Rob goed en waardig onze verdediging gevoerd. Zeer gewaardeerde vrienden van mij kwamen ons steunen.
En toch, niet tevreden en voldaan? Behoorlijk zelfs, hoe meer en langer ik over nadenk hoe enger de conclusie dat overheidsinstellingen en rechtelijke instituties belangrijker dan de mens zijn aan het woorden. Programma’s, dogma’s en systeemdenken dienen de mens niet meer. Het is andersom geworden. Zonder steun en hulp van gelijk-gestemde mensen was Rob nu waarschijnlijk depressief geworden met op de achtergrond zijn failliete huisartsenpraktijk. En dat is geen doemdenken. Dat is dé realiteit van vandaag.
Waar zijn de vragen gebleven over de gestelde vooringenomenheid, op grond van artikel 2:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht:
[Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid.]
En dit in relatie tot de gestuurde Wob-stukken en Wob-artikelen hierover.
Bovendien heb ik een feitelijke aanwijzing gegeven van deze vooringenomenheid. De publicatie van het nieuwsbericht van IGJ op 25 maart 2021 dat het de artsen verboden is om HCQ voor te schrijven ter behandeling van Covid-19 op straffe van een boete die tot maximaal 150.000 euro kan oplopen. Dit is een duidelijke vorm van overheids-intimidatie anno 2020-2022. Uit de Wob-stukken blijkt duidelijk dat de minister een gerichte opdracht heeft gegeven tot handhavend optreden tegen Rob[9]. Een persoonlijke aanval van de minister in een lopende toezicht en handhavingsdossier. Waarom? Omdat anders de belangen van de vaccinatiecampagne in gevaar komen als artsen maar eigen dingen gaan doen.
In het beroep heb ik gesteld dat uit de Boetebeleidsregels ministerie VWS 2019[10] bij de stap 6 volgt dat de grootte van een onderneming bepalend is voor de hoogte van het boetebedrag. De maximale boete van 150.000 euro (100%-normering) is pas aan de orde bij een onderneming met minstens 151 en meer FTE. Het gaat dus om grote zorginstellingen en -centra waar het voorschrijven van HCQ en IVM niet aan de orde was of kon zijn. Een gemiddelde huisartspraktijk zal in de praktijk nimmer aan 151 FTE komen, waardoor het nieuwsbericht feitelijk onjuiste en suggestieve informatie bevat om primair huisartsen angst in te boezemen en aldus van overheidswege te intimideren. De maximale boete van 3.000 euro voor Rob vanwege de omvang van zijn praktijk is de spijkerharde bevestiging van deze nieuwe vorm van overheids-intimidatie die met name huisartsen tot op de dag van vandaag ernstig beperkt in de uitoefening van hun beroep.
In januari 2022 heeft de IGJ aan het tuchtcollege gevraagd om een oordeel te vellen inzake het off-label gebruik van artikel 68 Gnw nu de IGJ meer duidelijkheid en ken-nelijk rechtmatigheidsoordeel van het tuchtcollege wenste. Wat is dan de grondslag van de geplaatste publicatie in maart 2021 nu de IGJ zelf benieuwd was naar het oordeel van het tuchtcollege inzake artikel 68 Gnw? En waarom eerst een bestuurlijke boete opleggen en dan pas jaar later een tuchtklacht indienen? Wat belette IGJ om eerst helderheid van de tuchtcollege te vernemen alvorens de boete op te leggen? Deze gang van zaken getuigt van grove onzorgvuldigheid en voorbereiding van handhavend optreden aan de zijde van MVWS/ IGJ. Dit is een duidelijke en veront-rustende vorm van machts- en bevoegdheidsmisbruik.
De Minister heeft IGJ een gerichte opdracht gegeven om in deze individuele zaak handhavend op te treden. In het licht van het bovenstaande komt een logische vraag naar boven: hoe zit het met de onafhankelijke en onpartijdige rol van een Rijksinspectiedienst:
“De rijksinspecties zijn onderdeel van de departementen en vallen onder de ministeriële verantwoordelijkheid. Tegelijkertijd zijn ze onafhankelijk in de uitvoering van hun toezicht[11].”
Wat mij achteraf gezien ook niet meer met rust liet – is de vraag – waarom hebben de rechters over de wisselwerking tussen het tuchtrecht en bestuurlijk boeterecht over een en dezelfde wettelijke bepaling helemaal niks aan IGJ of mij gevraagd.
Zo essentieel en belangrijk in dit dossier. Passage aanvullend beroepschrift:
[De Hoge Raad heeft een uitvoerige jurisprudentie opgebouwd over de verhouding tussen de meer gespecialiseerde rechter (meestal de bestuursrechter of de tuchtrechter) en de meer algemene rechter (meestal de burgerlijke rechter als algemene restrechter). Deze rechtspraak houdt in dat de algemene rechter het rechtsoordeel van de gespecialiseerde rechter gewezen op het terrein van diens specifieke competentie in beginsel volgt. Eiser verwijst in dit verband naar het arrest van HR 12 juli 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE1532 (Telfout) , waaruit blijkt dat de rechter een eventuele afwijkende beoordeling voldoende begrijpelijk moet maken in het licht van een medisch-tuchtrechtelijke uitspraak over dezelfde feiten. Bij voorkeur met een deskundigenbericht, zo volgt het uit de uitspraak. Dit uitgangspunt is consistent herhaald door de Hoge Raad: HR 3 april 2015, ECLI:NL:HR: 2015:831 en HR 22 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2452. In relatie tot de Gnw heeft de medische tuchtrechter (in casu twee gespecialiseerde juristen en drie huisarts-deskundigen) te gelden als meer gespecialiseerde rechter en de bestuursrechter als meer algemene rechter. Tegen deze achtergrond geeft eiser aan uw rechtbank in overweging zich aan het rechtsoordeel van de tuchtrechter te conformeren wat betreft uitleg en toepassing over artikel 68 Gnw.]
Waar zijn de vragen over de bestuurlijke boete in het licht van het boeterecht jurisprudentie gebleven? Is het überhaupt mogelijk om een bepaling, als artikel 68 Gnw, beboetbaar te stellen als de norm zo vaag en open geformuleerd is? Minstens drie definities (standaarden en protocollen, beroepsgroep en overleg met de apotheker) zijn niet nader gedefinieerd of verder uitgewerkt. Is er dan nog grondslag voor strafbaar stellen van de norm?
Voor de rechter is het de taak om meer dan het gebruikelijk is in het bestuursrecht op zoek te gaan naar rechtmatigheid van de beboetbare norm en dus de overheid kritisch te bevragen over de punitieve sanctionering (tegen achtergrond van de EVRM-jurisprudentie op dit terrein).
En hoe zit het met de boetebeleidsregels ministerie VWS 2019[12]. Bij artikel 68 Gnw is bepaald dat het pas een overtreding oplevert als 1. Geen standaarden en protocollen zijn én 2. Geen overleg met de apotheker is gevoerd. Beide bestandsdelen dienen aanwezig te zijn wil men van een beboetbare overtreding spreken en dan pas de bevoegdheid van de minister als het ware geactiveerd wordt. Ik heb geen kritische vragen van de rechters hierover gehoord of vernomen. Ik hoop van harte dat de beroepsstukken zo helder en duidelijk geformuleerd zijn dat hier geen vragen gesteld hoeven te worden. Aan de andere kant het gaat om maatschappelijke verantwoording van de overheid bij haar optreden jegens burgers. De rechter hoort hier de overheid publiekelijk kritisch te bevragen. Daar kan geen compromis tussen de rechtsprekende en uitvoerende macht gesloten worden. In geen enkel geval.
VII Tot slot
Nu ik aan het einde van mijn uiteenzetting ben gekomen, kom ik tot de conclusie dat ik ontevreden en onvoldaan gevoel had omdat ik teleurgesteld ben in onze rechtsprekende macht.
De rechters hebben naar mijn mening niet aan hun maatschappelijke plicht voldaan om overheidsoptreden publiekelijk kritisch te bevragen (al was het voor het maatschappelijk besef dat overheidsoptreden bij puni-tieve sancties de juridische waarborgen niet lichtelijk dienen te nemen). Want er zijn te veel inhoudelijk juridische vragen rondom de boeteoplegging van Rob te stellen. Bovendien de vragen die de rechters tijdens de zitting hebben gesteld waren inhoudelijk niet zodanig essentieel en doorslaggevend van aard. Het voelde bijna voor de bühne.
Het is nu aan de rechters om hier eindelijk een inhoudelijk juridisch oordeel te vellen en wellicht mijn gevoel van ontevredenheid weg te nemen met een goed onderbouwde uitspraak. Ik ben enorm benieuwd hoe en welke woorden in de overwegingen bij de uitspraak komen. Binnen 6 tot 8 weken verwacht ik de uitspraak.
[1] https://www.igj.nl/actueel/nieuws/2021/03/25/boete-voor-artsen-die-hydroxychloroquine-of-ivermectine-voorschrijven-tegen-corona.
[2] https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0021505&hoofdstuk=6&artikel=68&z=2022-01-31&g=2022-01-31.
[3] De meetwaarde van hoeveelheid zuurstof in het bloed (norm 95-100%).
[4] Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit. – artikel 3:4 Awb.
[5] https://wetten.overheid.nl/BWBR0041790/2022-03-15/0/informatie#tab-wijzigingenoverzicht.
[7] https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kwaliteit-van-de-zorg/wet-kwaliteit-klachten-en-geschillen-zorg.
[8] https://www.google.nl/search?q=centrum+de+peel+huisarts&sxsrf=AJOqlzV1IA6PH6AP8E5WS51kwhTar0jcCg%3A1676240779967&source=hp&ei=i2fpY9OJOLWE9u8P6JS3yAQ&iflsig=AK50M_UAAAAAY-l1m8Cl2glApBV_NiMR8BGKpg19oypj&ved=0ahUKEwiT-_rBg5H9AhU1gv0HHWjKDUkQ4dUDCAo&uact=5&oq=centrum+de+peel+huisarts&gs_lcp=Cgdnd3Mtd2l6EAMyCwguEIAEEMcBEK8BMgkIABAWEB4Q8QRQAFgAYJULaABwAHgAgAFUiAFUkgEBMZgBAKABAqABAQ&sclient=gws-wiz#lrd=0x47c737a0284a25c1:0x447356c5c589817b,1.
[9] https://danielvdtuin.substack.com/p/wob-documenten-hcq?s=w.
[10] https://wetten.overheid.nl/BWBR0041790/2023-01-01#Bijlage_1.
[11] https://www.rijksinspecties.nl/over-de-inspectieraad/over-de-rijksinspecties.