Ook specialist ouderen geneeskunde Sylvia Douma heeft Hippocrates hoger zitten dan Hugo de Jonge, haar patiënten gaan voor alles!!
Minister heeft onjuist gehandeld
Twee dagen na de uitspraak van Nan Hendriks door de rechtbank in Groningen oordeelde de rechtbank in Zwolle in de zaak van Sylvia Douma dat ook in haar zaak de minister niet juist heeft gehandeld. Deze rechtbank gooit het echter over een geheel andere boeg hetgeen de uitspraak niet onjuist maakt. Er zijn namelijk meerdere juridische argumenten waarom de minister niet een boete had mogen opleggen zoals hij heeft gedaan en dat is niet alleen de strijdigheid met het lex certa-beginsel.
Wel beroepsgroep
Anders dan de rechtbank in Groningen stelt de rechtbank Zwolle wel dat er sprake is van een verbodsbepaling. In het kader van het lex certa-beginsel overweegt de rechtbank dat het begrip ‘de beroepsgroep’ voldoende duidelijk is. Omdat Sylvia specialist ouderengeneeskunde is hoort zij volgens de rechtbank tot de beroepsgroep ’artsen’ eventueel nader gepreciseerd tot de deelberoepsgroep ‘huisartsen’. De rechtbank vindt ook dat leden van dezelfde beroepsgroep zich kunnen laten vertegenwoordigen door meerdere organisaties. Daarmee zegt de rechtbank feitelijk dat de Zelfzorgcovid-artsen een beroepsgroep zijn.
Onzorgvuldigheid inzake status protocol
Wat onder protocol of standaard moet worden verstaan vult de rechtbank in naar aanleiding van de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege die is gevoerd tegen de huisarts Rob Elens. Dat het Zelfzorgprotocol wat de zelfzorgcovid-artsen hebben opgesteld een (uitontwikkelde) standaard is in de zin van artikel 68 Gnw neemt de rechtbank niet aan maar dat het een protocol in ontwikkeling kan zijn, acht de rechtbank niet uitgesloten. De rechtbank overweegt dat het haar niet is gebleken dat de minister nader onderzoek heeft gedaan naar de vraag of het Zelfzorgcovidprotocol mogelijk kwalificeerde als standaard/protocol in ontwikkeling. De rechtbank oordeelt dat de minister zijn besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en veroordeelt de minister opnieuw op het bezwaarschrift te besluiten. De boete zelf blijft in stand omdat de minister opnieuw in bezwaar zal moeten beoordelen of de boete-oplegging zelf, wel of niet in stand kan blijven. De uitspraak houdt dus nog geen definitieve vernietiging van de boete in omdat niet vast staat of er wellicht wel een zorgvuldig besluit kan worden genomen met in stand houding van de boete.