Huisarts Nan Hendriks heeft haar eed en plicht als arts om patiënten te helpen laten prevaleren boven haar angst om een boete te krijgen waarmee IGJ in de media dreigde.
In strijd met Lex Certa beginsel
Evenals de rechtbank in Breda, Utrecht en Rotterdam heeft nu ook de rechtbank in Groningen geoordeeld dat de boete die is opgelegd aan Nan Hendriks in strijd is met het lex certa-beginsel. De rechtbank overweegt daartoe dat zij meent dat artikel 68 Gnw dubbelzinnig is. Zo overweegt zij dat in de eerste zin lijkt te volgen dat off-label voorschrijven verboden is als daarover geen protocollen of standaarden ontwikkeld zijn maar dit in de tweede zin wordt tegengesproken want als de protocollen en standaarden nog in ontwikkeling zijn, dan is overleg met de apotheker nodig. De rechtbank concludeert daarbij dat de redactie van het wetsartikel daarmee in zichzelf tegenstrijdig is.
Vervolgens overweegt de rechtbank in het licht van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam dat het artikel verschillende vage begrippen behelst en dat het voor haar onduidelijk is hoe deze begrippen gekwalificeerd moeten worden. De rechtbank overweegt dat dit niet is op te maken uit de wetsgeschiedenis.
Gebodsbepaling ipv verbodsbepaling
Wat deze uitspraak bijzonder maakt dat is dat de rechtbank overweegt dat de wet die in 2007 in werking is getreden pas enkele jaren later onder werking van de strafbaarstelling is gekomen. Dit zonder nadere toelichting. De rechtbank meent dat daardoor niet blijkt dat het een bewust, wel overwogen keuze van de wetgever is geweest om een boete te stellen op het in strijd handelen met artikel 68 Gnw. Dit sterkt de indruk van de rechtbank dat dit artikel niet bedoeld was om afwijkende gedragen te sanctioneren met een bestuurlijke boete. Zo overweegt de rechtbank dat dit artikel veeleer tot stand is gekomen als een opdracht aan artsen om een bepaalde werkwijze te hanteren met betrekking tot off-label voorschrijven van medicatie. Dit verklaart waarom de tekst is gericht op het voorschrijven van bepaald gedrag in plaats van het verbieden van bepaald gedrag. Anders dan alle andere rechtbanken stelt de rechtbank vast dat er geen sprake is van een verbodsbepaling maar een gebodsbepaling.
Conclusie: stapeling van onduidelijkheden
De rechtbank concludeert uiteindelijk dat in deze zaak er een stapeling: een dubbelzinnigheid in de wetstekst, een aantal vaagheden in de wettekst en een latere invoeging van een (veeg) boetebepaling zonder nadere toelichting door de wetgever. Hierom is er sprake van strijdigheid met lex certa en de boete wordt herroepen.